Sunday, 6 May 2012

Denken over Herdenken


Één van de grote verschillen tussen God en mensen is dat mensen tijdelijke wezens zijn. Mensen, en alles wat mensen doen en maken is onderhevig aan wording, bloei en verval. Wat mensen echter weer van dieren onderscheid is dat onze tijdshorizon ons eigen bestaan ontstijgt. Ons begin is niet onze geboorte, ons einde is niet onze dood. Op kleine schaal zien we dit in familieverband, waar kleinkinderen de verhalen van hun grootouders doorvertellen, op grotere schaal in de unieke individuen – die dergelijke prestaties geleverd hebben dat hun naam nog steeds wordt genoemd, soms nog na duizenden jaren. Ook zijn er gebeurtenissen in de tijd, die ons maken wat wij zijn. Zonder begrip van die gebeurtenissen begrijpen wij onszelf niet. Nederland is ouder dan 1815, ouder dan 1648, en kunnen wij ons leven begrijpen zonder dat wij de gebeurtenissen die ons land gemaakt hebben tot wat het is kennen?
Nee. Wij kunnen ons leven geen vorm geven zonder zelfbegrip, en enige greep op historische gebeurtenissen is onmisbaar voor ons eigen levensproject. Niet in het minst vanuit het perspectief dat wij van de geschiedenis iets kunnen leren: Alles stroomt, niet blijft, behalve het menselijke hart. Mensen, een directe schepping naar Gods beeld maar gewond door de eerste zonde, blijven wat ze zijn. De vreugde van een oude Griek is ons niet onbegrijpelijk, en we leven in gemeenschap met de grotbewoner die vele duizenden jaren geleden zijn stenen wanden versierde met jachttaferelen.

Wat de geschiedenis mensen ook toewerpt, wij kunnen de menselijke reacties altijd herkennen. De lessen zijn echter niet altijd fraai en vanuit onze gebrokenheid is het dan ook meer dan mogelijk dat de herinnering verdrongen wordt, of verdraaid, of vergeten. Een voorbeeld van verdringing is bijvoorbeeld de Turkse omgang met de Armeense genocide of het nog steeds voorkomende Holocaustnegationisme. Wie dit denkt af te doen met een beroep op enigerlei “vrije mening” mist de urgentie van de zaak. Een platte ontkenning van misdaden op dergelijke schaal is een ontegenzeggelijk moreel falen van de hoogste orde. Dat aan negationisme juridische en politieke consequenties worden bevonden is een teken van beschaving.

Verdraaing zou plaats vinden als we de zaak wel erkennen, maar er een boodschap aan geven die de zaak niet eigen is. Bijvoorbeeld waar nationale herdenkingen voor partijpolitieke karretjes worden gespannen. Allerlei merkwaardige verwijzingen naar Anne Frank ten tijde van het referendum omtrent de Europese Grondwet doen hier aan denken.

Hier echter, is eerder sprake van moedwillig vergeten. We zitten achterover, geeuwen wat, vervelen ons, denken het lesje wel uit ons hoofd te kennen en schakelen door naar de Bevrijdingssoundmixshow met Nick en Simon.

De eerste stappen naar vergeten zijn al genomen, en er zijn een paar factoren aan het werk:

ten eerste is ons lesje ons niet onverdeeld sympathiek. Hoewel er zeker helden waren zijn wij als land niet heldhaftig uit de strijd gekomen. Gezagsdragers én gewone mensen zagen weinig kans hun eventueel aanwezige innerlijke weerstand tegen de bezetter om te zetten in concrete daden. De Nazistische jodenverdelging had niet tot stand gekomen zonder de geruisloze medewerking van Nederlandse instanties. Doodgewone Nederlandse instanties, net zo doodgewoon als het Comité 4 en 5 mei, speelden een sleutelrol in de zwartste bladzijden van onze geschiedenis.

Ten tweede maakt de voortwoekering van de secularisatie dat wij geen transcendente grond meer zien voor ons moreel handelen. Goed en kwaad berusten niet meer in ons geschapen zijn in Gods beeld en gelijkenis, maar in onze toevallige aanwezigheid, onze toevallige situationele gegevenheid. Zonder eeuwig fundament wordt alles vloeibaar. We troosten onszelf na bijna zestig jaar vrede, welvaart en politieke stabiliteit dat iedereen wel goede intenties heeft, en iedereen fouten maakt, en dat goed en kwaad alleen maar woorden zijn, waarover je wel eens in de krant leest maar die geen wezenlijke betekenis meer voor ons hebben, die we niet meer in ons hart meedragen. Dergelijk relativisme biedt tevens als voordeel dat we ontslagen zijn van pijnlijke keuzes, of pijnlijke reflecties omtrent werkelijk falen. Want wat maakt het eigenlijk uit? Is iedereen niet op z`n minst een beetje slachtoffer? En ach ja waarheid. Wat is waarheid? Heeft iedereen niet zijn eigen waarheid? Het relativisme is de laatste vluchtheuvel van de morele en intellectuele apaat, maar de geestelijke rust van het relativisme is als de vrede van het kerkhof.

Een derde reden is het verlopen van de tijd zelf. Dit is een onoverkomelijke factor. Elk herdenken houdt vroeger of later op. Ooit wordt het verleden verre geschiedenis, staat het niet meer op ons netvlies. Wij kunnen de Slag bij Waterloo nog wel markeren, of zelfs nog gedenken. Maar herdenken, in de zin van de concrete betekenis van wat Waterloo voor Nederland betekende voor het voetlicht brengen, kunnen we niet meer. Het verloop van tijd wordt aangehaald als excuus om het herdenken van de Tweede Wereldoorlog op een zachter pitje te zetten. De oorlog kan echter nog veel langer mee, zoals iedereen die in Groot-Brittannië is geweest rond 11 November je kan vertellen. In Groot-Brittannië wordt de Eerste Wereldoorlog nog druk herdacht, duizenden schoolbussen rijden nog jaarlijks naar Flanders' Fields. Maar voor Nederland is nog geen zestig jaar kennelijk al te lang. Dit doet vermoeden dat we niet alleen kunnen spreken over Oost-Indische doofheid, maar ook over Oost-Indische vergeetachtigheid. Deze moedwillige vergeetachtigheid is misschien ook een reden dat er zoveel verbale agressie over de joodse gemeenschap werd uitgestort. De joodse traditie draait om herinnering, haalt naar boven waar wij niet meer aan herinnerd willen worden. Dat is confronterend. En in confronterende situaties is het het makkelijkst om degenen die ons confronteren met wat pijnlijks maar in de hoek te zetten.  

Een laatste, en zeer relevante factor is de onverklaarbare universalisering van de Dodenherdenking. Toen “oorlogsslachtoffers, waar ook ter wereld” in de herdenking werden opgenomen is er een abstracte factor – slachtofferschap in het algemeen – in het herdenken opgenomen die eigenlijk niet in een concreet herdenken, dat wil zeggen het herdenken van concrete slachtoffers in concrete conflicten, thuishoren. Wij kúnnen niet 'universeel herdenken', dat is een antropologische onmogelijkheid. Wij zijn beperkt in tijd en ruimte, en zijn verweven met onze familieverbanden, onze lokaliteiten, ons volk, ons koningshuis, ons land. Daarnaast heeft vrijwel ieder van ons nog wel sympathieën die de grenzen over gaan, maar niemand kan zeggen dat hij de mensheid als zulks in zijn hart draagt. Dat kan enkel God. Elk slachtoffer van oorlogsgeweld is Known unto God zoals de frase op Britse grafstenen voor niet-geïdentificeerde soldaten luidt. Wij echter zijn narratieve wezen, afhankelijk van verhalen, gebeurtenissen, concrete banden, wat onze families en de families van onze vrienden is overkomen, wat ons volk, ons land doorstaan heeft. Hier de aandacht van afleiden is het verzwakken. Een universalisering van het herdenken betekent onherroepelijk het ontledigen van een herdenking.

De lessen uit de jaren dertig en veertig zijn niettemin pregnant. Het is hoovaardig te denken dat we een eventuele “toets” – moge die ons bespaard blijven! – met vlag en wimpel zullen doorstaan. Meerdere krachten trekken aan ons herdenken, maar van niet, slecht, of half herdenken worden we niet beter, veeleer zwakker. En we hebben niet onbeperkt de tijd: de lessen uit historische rampen zijn maar enige tijd leerbaar. Wat je opgeeft, wat je kwijtraakt, krijg je niet meer terug. Als we pech hebben, betalen we in de toekomst dubbel leergeld. In bloed.

Saturday, 5 May 2012

Huisregels

Beste lezer,

Fijn dat u mijn blog bezoekt. Nog fijner dat u een mening achter wil laten.
Er zijn echter een paar huisregels van kracht voor zover hetgeen dat hieronder vermeldt wordt niet volstrekt vanzelfsprekend zou zijn.
Mijn blog is van mij. Dit lijkt nietszeggend, maar er zijn ook mensen die denken dat elk blog een soort gemeenschappelijke vuilnisbelt is waar men ongewenste rommel vrijelijk mag achterlaten. Quod non.
Comments zijn een verlengstuk van het blog. Rare comments zorgen uiteindelijk voor een raar blog.
Ik behoud me het recht voor welk comment dan ook niet te plaatsen en heb daarin absolute discretie. Comments die off-topic zijn maken weinig kans. Comments waarin u mij over uw allereigenste complottheorieën wilt inlichten nog minder. Onbeleefdheid maakt geen enkele kans. 
Ik ben u hier overigens geen tekst en uitleg over verschuldigd: ik ga nooit in discussie over of uw complottheorie nu wel of geen complottheorie is, uw off-topicbijdrage wel of niet off-topic.
Het zou niet de eerste keer dat ik in zo'n zinloze discussie getrokken zou worden, en de kans is groot dat daarmee ieders tijd wordt verspild en mijn goede humeur onder druk gezet.
Als u dit censuur vindt, heeft u het niet begrepen.

Vriendelijke groet,

Jan-Jaap

Thursday, 3 May 2012

Geen Podium voor Oostfronters



Een onzalig plan. Dat was het malle idee om Auke (15) tijdens de Nationale Dodenherdenking een gedicht over zijn destijds Oostfrontende oudoom te laten voorlezen. 

Het gedicht zelf acht ik vrij oninteressant. Een onafhankelijke jury scheen daar anders over te denken. Dat kan wezen. Maar zelfs al was het een goed gedicht geweest, wat het niet is, had het geen verschil gemaakt. Als Vondel zelf daar had gestaan was `t geen betere herdenking geworden. Een dodenherdenking is immers geen poëziewedstrijd. De ‘poëzie’ moet ten dienste staan van het herdenken, niet het herdenken in het teken van een gedicht. Het gedicht is hooguit interessant als werkoorzaak van de latere discussie.
Op de nietsvermoedende burger werd vervolgens – mede door het organiserend Comité 4 en 5 Mei - een vloedgolf aan retoriek losgelaten. Bijzonder verbazingwekkend is deze passage uit de officiële reactie van het Comité :

Het comité betreurt het dat een integer gedicht van een jongere tot speelbal wordt in een discussie van volwassenen. Dat het gedicht niet voorgedragen wordt op de Dam doet niets af aan de waardering die het comité heeft voor het gedicht van Auke.

Dit is een mooi voorbeeld van een ignoratio elenchi, beter bekend als de ‘red herring’ – een drogreden waarbij men een ongewenste vraag omzeilt door een op zich correcte maar niet ter zake doende stelling te poneren. Wat de reuring veroorzaakte is niet een waargenomen gebrek in de “integriteit” van een gedicht, dat ook nog eens van een jongere is, maar het feit dat door dit gedicht een dergelijk uniek podium te geven wát we herdenken uit het zicht kan raken. Als, zo het gedicht wil, ook “ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden” worden de doelpalen van de herdenking verschoven. Het is niet de ‘integriteit’ van het gedicht wat ter discussie staat. Dit is – wederom – geen literaire discussie.

Het Comité spreekt ook zijn verbazing uit over het feit dat een dergelijke keuze tot ‘discussie’ heeft geleid. Dat het Comité dit verbazend vindt is onbegrijpelijk. Het gedicht was eerder geweigerd door Kamp Westerbork als zijnde ongeschikt voor voordracht bij de Dodenherdenking. Het was niet ondenkbaar geweest dat het Comité - zelfs zonder waarschuwingssignalen uit Westerbork – had kunnen beseffen dat deze keuze, op dit moment, hoe dan ook tot pijnlijke discussies en beroering zou leiden. Dit had het Comité kunnen voorzien, en enkel het Comité is hiervoor verantwoordelijk. Het Comité heeft de integriteit van de Dodenherdenking dan ook op onacceptabele wijze in gevaar gebracht. Deze doelpalen mogen niet verzet, worden door het Comité, hoe slim ze ook proberen ene Auke van vijftien in te zetten als menselijk schild.

Maar nog verder gingen een aantal uitspraken van derden. Rode lijn in deze bijdragen was een duidelijk 
moreel relativisme en een postmodern-aandoend vertrouwen in de provisionaliteit van elke keuze. Zo heb ik mogen lezen dat Siebe Dirk niet intelligent was. (Wat IQ met het maken van morele keuzes te maken heeft heb ik nooit begrepen. Er zijn intelligente monsters, er zijn eenvoudige heiligen, en omgekeerd) 
Anderen suggereerden dat het verschil tussen goed en kwaad arbitrair is, of zelfs niet bestaat, of dat er teveel aandacht voor joden is bij de dodenherdenking, of dat er ongetwijfeld goede Duitsers waren, en er vast ook  ploerten in het verzet gezeten hebben. De opmerkingen variëren van perfide tot goedbedoeld, ze hebben echter allen met elkaar gemeen dat ze volstrekt irrelevant zijn.

Een Nationale Dodenherdenking is een eerbetoon aan allen die gevallen zijn voor het vaderland, of slachtoffer zijn geworden van de agressieoorlog die tegen Nederland gevoerd. Iemand herdenken is iemand eren, en dat doen wij dan niet als miljoenen privépersonen, maar als land, gezamenlijk. Er zijn mensen geweest die partij hebben gekozen voor de bezetter, voor een vreemde mogendheid die onze vernietiging nastreefde. Ongetwijfeld zijn er onder hen ook geweest die geleden hebben, soms na de oorlog en soms onrechtvaardig. Rechtsherstel is dan een optie. Publiek eerbetoon nooit. Een landverrader – want dat was hij  – publiekelijk laten eren, publiekelijk een plaats geven in de Nationale Dodenherdenking betekent in wezenlijke zin zowel het onteren van allen die het hoogste offer hebben gebracht voor onze vrijheid, als het onteren van de ruwweg tweehonderdduizend Nederlandse burgerslachtoffers, waaronder honderdduizend joden.

Ook de Wehrmacht is hier niet gekomen - in tegenstelling tot wat de gemeente Vorden schijnt te denken - om ons de broederhand” te reiken.  Ook Wehrmachtleden officieel herdenken lijkt mij ongepast. Onverlet dat er een duidelijk een moreel verschil is tussen een Nederlander die in de donkerste uren van het Vaderland elke band van trouw met het Rijk verbrak en – vaak dienstplichtige  - Duitse Wehrmachtsoldaten en niet elke Duitse soldaat per definitie een slecht mens geweest zal zijn. De Duitser was hier echter niet als goed of slecht persoon, met zijn eigen wensen, verlangens en bijdragen aan de mensheid: hij was hier als verlengstuk van een ongekende terreurmachine geheel gericht op het vestigen van een mensverachtende tyrannie.  Dat vergeten, of erger:  negeren, maakt verder herdenken een futiele oefening in tout pardonner  en doet ons in naam van een zogenaamde “hedendaagse” moraal elk reëel zicht op goed en kwaad verliezen.