Een onzalig plan. Dat was het malle idee om Auke (15) tijdens
de Nationale Dodenherdenking een gedicht over zijn destijds Oostfrontende oudoom
te laten voorlezen.
Het gedicht zelf acht ik vrij oninteressant. Een
onafhankelijke jury scheen daar anders over te denken. Dat kan wezen. Maar
zelfs al was het een goed gedicht geweest, wat het niet is, had het geen
verschil gemaakt. Als Vondel zelf daar had gestaan was `t geen betere
herdenking geworden. Een dodenherdenking is immers geen poëziewedstrijd. De
‘poëzie’ moet ten dienste staan van het herdenken, niet het herdenken in het
teken van een gedicht. Het gedicht is hooguit interessant als werkoorzaak van
de latere discussie.
Op de nietsvermoedende burger werd vervolgens – mede door
het organiserend Comité 4 en 5 Mei - een vloedgolf aan retoriek losgelaten.
Bijzonder verbazingwekkend is deze passage uit de officiële reactie van het
Comité :
Het comité betreurt het dat een integer gedicht van een jongere tot
speelbal wordt in een discussie van volwassenen. Dat het gedicht niet
voorgedragen wordt op de Dam doet niets af aan de waardering die het comité
heeft voor het gedicht van Auke.
Dit is een mooi voorbeeld van een ignoratio elenchi, beter bekend als de
‘red herring’ – een drogreden waarbij men een ongewenste vraag omzeilt door een
op zich correcte maar niet ter zake doende stelling te poneren. Wat de reuring
veroorzaakte is niet een waargenomen gebrek in de “integriteit” van een
gedicht, dat ook nog eens van een jongere is, maar het feit dat door dit
gedicht een dergelijk uniek podium te geven wát we herdenken uit het zicht kan
raken. Als, zo het gedicht wil, ook “ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden”
worden de doelpalen van de herdenking verschoven. Het is niet de ‘integriteit’
van het gedicht wat ter discussie staat. Dit is – wederom – geen literaire
discussie.
Het Comité spreekt ook zijn verbazing uit over het feit dat een dergelijke keuze tot
‘discussie’ heeft geleid. Dat het Comité dit verbazend vindt is onbegrijpelijk.
Het gedicht was eerder geweigerd door Kamp Westerbork als zijnde ongeschikt
voor voordracht bij de Dodenherdenking. Het was niet ondenkbaar geweest dat het
Comité - zelfs zonder waarschuwingssignalen uit Westerbork – had kunnen
beseffen dat deze keuze, op dit moment, hoe dan ook tot pijnlijke discussies en
beroering zou leiden. Dit had het Comité kunnen voorzien, en enkel het Comité
is hiervoor verantwoordelijk. Het Comité heeft de integriteit van de Dodenherdenking
dan ook op onacceptabele wijze in gevaar gebracht. Deze doelpalen mogen niet
verzet, worden door het Comité, hoe slim ze ook proberen ene Auke van vijftien in te zetten als menselijk schild.
Maar nog verder gingen een aantal uitspraken van derden.
Rode lijn in deze bijdragen was een duidelijk
moreel relativisme en een
postmodern-aandoend vertrouwen in de provisionaliteit van elke keuze. Zo heb ik
mogen lezen dat Siebe Dirk niet intelligent was. (Wat IQ met
het maken van morele
keuzes te maken heeft heb ik nooit begrepen. Er zijn intelligente monsters, er zijn
eenvoudige heiligen, en omgekeerd)
Anderen suggereerden dat het verschil tussen
goed en kwaad arbitrair is, of zelfs niet bestaat, of dat er teveel aandacht
voor joden is bij de dodenherdenking, of dat er ongetwijfeld
goede Duitsers waren, en er vast ook ploerten
in het verzet gezeten hebben. De opmerkingen variëren van perfide tot goedbedoeld, ze hebben echter allen met elkaar gemeen dat ze volstrekt irrelevant zijn.
Een Nationale Dodenherdenking is een eerbetoon aan allen die
gevallen zijn voor het vaderland, of slachtoffer zijn geworden van de
agressieoorlog die tegen Nederland gevoerd. Iemand herdenken is iemand eren, en
dat doen wij dan niet als miljoenen privépersonen, maar als land, gezamenlijk. Er
zijn mensen geweest die partij hebben gekozen voor de bezetter, voor een
vreemde mogendheid die onze vernietiging nastreefde. Ongetwijfeld zijn er
onder hen ook geweest die geleden hebben, soms na de oorlog en soms
onrechtvaardig. Rechtsherstel is dan een optie. Publiek eerbetoon nooit.
Een landverrader – want dat was hij –
publiekelijk laten eren, publiekelijk een plaats geven in de Nationale
Dodenherdenking betekent in wezenlijke zin zowel het onteren van allen die het hoogste offer hebben
gebracht voor onze vrijheid, als het onteren van de ruwweg tweehonderdduizend Nederlandse
burgerslachtoffers, waaronder honderdduizend joden.
Ook de Wehrmacht is hier niet gekomen - in tegenstelling tot
wat de gemeente Vorden schijnt te denken - om ons de “broederhand” te reiken. Ook Wehrmachtleden officieel herdenken lijkt
mij ongepast. Onverlet dat er een duidelijk een moreel verschil is tussen een Nederlander
die in de donkerste uren van het Vaderland elke band van trouw met het Rijk
verbrak en – vaak dienstplichtige -
Duitse Wehrmachtsoldaten en niet elke Duitse soldaat per definitie een slecht
mens geweest zal zijn. De Duitser was
hier echter niet als goed of slecht persoon, met zijn eigen wensen, verlangens en
bijdragen aan de mensheid: hij was hier als verlengstuk van een ongekende
terreurmachine geheel gericht op het vestigen van een mensverachtende tyrannie.
Dat vergeten, of erger: negeren, maakt verder herdenken een futiele oefening
in tout pardonner en doet ons in naam van een zogenaamde “hedendaagse” moraal elk reëel zicht op goed en kwaad verliezen.
Hiermee ben ik het van harte eens. In deze discussie worden telkenmale elementen ingebracht die er niet in thuis horen. Het feit dat er bij de toenmalige dienstplichtige Duitse soldaten vele op zich goedwillende mensen waren is geen argument on hen bij de Nederlandse Nationale Herdenking te betrekken. Ook is het feit dat er zich bij de Nederlandse Oostfronters misleide en door oneigenlijke motieven (zoals geld) gedreven mensen aansloten, die in hun hart helemaal geen Nazis waren, geen argument om hen in de Nationale Dodenherdenking te betrekken. Het gaat er namelijk niet om wat die mensen op zichzelf genomen waren maar om de politieke macht in dienst waarvan zij zich stelden en die zij bijgevolg officieel vertegenwoordigden. En die macht was nu eenmaal Nazi Duitsland.
ReplyDeleteHet is helemaal niet nodig in de subjectieve toestand van die mensen te treden, die hetzij misdadig, opportunistisch of naief geweest kan zijn. Die subjectieve toestand is in het formele kader van de Dodenherdenking niet het punt waarom het draait. In het verzet zullen hier en daar ook schurken gezeten hebben, die het meer om het avontuur dan om het principe ging. Maar nogmaals, dat doet niet terzake. Het enige wat hier telt is welke macht de betrokkenen officieel toebehoorden en dienden. Dat is de beslissende scheidslijn. En volgens dat criterium is de zaak glashelder. Op onze Nationale Herdenking op 4 mei herdenken wij geen Oostfronters, geen Duitse Wehrmacht soldaten, geen enkele handlanger van de bezetter.
This comment has been removed by a blog administrator.
ReplyDeleteThis comment has been removed by a blog administrator.
DeleteHallo Jan-Jaap,
ReplyDeleteMij komt dit betoog je als doorwrocht en gedegen over en je verwoordt hiermee ook grotendeels mijn gevoelens en gedachten over deze kwestie.
Inmiddels woedt er dus een discussie onder historici en belangstellende hierover waarin bv Jolande Withuis en Arnon Grunberg ook ten principale deze positie innemen.
Één puntje, een opmerking in de kantlijn van je betoog wil ik toch even aan krabbelen en wat lostrekken. Je zegt: (Wat IQ met het maken van morele keuzes te maken heeft heb ik nooit begrepen. Er zijn intelligente monsters, er zijn eenvoudige heiligen, en omgekeerd)
In zekere zin en globaal genomen is dat zo, zou ik zeggen maar toch is dat niet altijd en absoluut het geval. Naïevelingen en mensen met een lager IQ zijn laten zich nu eenmaal makkelijker in de luren leggen en op een dwaalspoor brengen dan intelligentere lieden en voor zover dat het gevolg van dat IQ is, speelt dat dus mee bij de beoordeling van het morele gehalte van gemaakte keuzes.
Zelf ben ik toevallig werkzaam in wat enkele decennia terug nog de zwakzinnigenzorg heette en ik ben me zeer welbewust van het feit dat ik van cliënten bepaald gedrag accepteer of als a-moreel bestempel terwijl ik datzelfde gedrag van jou bv niet zou accepteren of het als immoreel zou zien.
Als ik jou opmerking hier wat al te ongenuanceerd tot leidraad zou nemen of zou verabsoluteren zou ik mijn werk niet goed kunnen doen of zouden we de zorg enkele eeuwen terug in de tijd moeten plaatsen.
Dit puntje wou ik even wat relativeren zonder te suggereren dat het verschil tussen goed en kwaad volslagen arbitrair zou zijn of iets aan de teneur van je verhaal af te doen.
met vriendelijke groet, Dick